Wetboek van Koophandel
Artikel 436
Behalve in de gevallen, genoemd in artikel 678, lid 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zullen voor de zeewerkgever dringende redenen onder andere aanwezig geacht kunnen worden:
1
wanneer de schepeling den kapitein of een opvarende van het schip mishandelt, grovelijk beleedigt of op ernstige wijze bedreigt of hem verleidt of tracht te verleiden tot handelingen strijdig met de wetten of de goede zeden;
2
wanneer, na den aanvang der arbeidsovereenkomst, de schepeling zich niet op den door de zeewerkgever aangegeven tijd doet monsteren of, na de monstering, aan boord van het schip aanmeldt;
3
wanneer den schepeling hetzij tijdelijk, hetzij voor goed de bevoegdheid wordt ontnomen, op een schip dienst te doen in de hoedanigheid, waarin hij zich heeft verbonden dienst te doen;
4
wanneer de schepeling, buiten weten van de zeewerkgever of den kapitein, smokkelwaren aan boord heeft gebracht of daar onder zijne berusting heeft.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.